dinsdag 1 oktober 2019


DE APENBROODBOOM

Waarom ik in Het wonderbaarlijke verhaal van de kleine prins iets veranderd heb aan het verhaal van de apenbroodboom:

Op de piepkleine planeet van de kleine prins zijn de zaadjes van de apenbroodboom een groot gevaar. Als hij die zaadjes niet weghaalt, zouden er zomaar apenbroodbomen uit kunnen groeien, en één zo'n boom zou zijn planeetje al kunnen vernietigen.

In het origineel staat: 'Ik wil hier geen zedenpreken houden. Maar het gevaar van van de apenbroodbomen is zo weinig bekend en zo ernstig voor iemand die op een asteroïde zou verdwalen, dat ik voor één keer een uitzondering maak. Dus zeg ik: 'Kinderen, pas op voor de apenbroodboom!'





(illustratie: Mark Janssen)

Maar de apenbroodboom kan dan gevaarlijk zijn voor een piepkleine planeet, geldt dat ook voor de aarde, en moest ik kinderen daar dus voor waarschuwen? Moest ik de zedenpreek van de vliegenier overnemen, of moest ik er voor de kinderen van nu een logische oplossing voor vinden? Het verhaal van de kleine prins gaat namelijk júíst over elkaar zien, zorg dragen voor elkaar, voor dieren, bloemen en je planeet; de kleine prins komt in het verhaal een aantal keren terug op het feit dat hij goed voor zijn planeetje zorgt. Die boodschap zit helemaal in het originele verhaal verweven.

Om het verhaal voor kinderen van nu toegankelijk én logisch te maken, ging ik dus op zoek naar informatie over de apenbroodboom en wat blijkt: het is bijzonder slecht gesteld met deze boomsoort, en dat terwijl de boom een geschenk uit de hemel wordt genoemd:

Zijn bijnaam is ‘boom des levens’ en er zijn exemplaren van 3000 jaar oud gevonden. De boom levert voeding, water, kleding, snoep, materiaal om daken te dekken, kleefstof, materiaal voor sieraden en medicijnen. Het hout van de stam is niet geschikt als brandstof omdat hij te vochtig is. Maar de vezelige bast onder de buitenste schors wordt gebruikt om touw van te maken voor netten, matten, weefsel, hoeden, kano, bladen, kisten, manden en papier. De jonge loten en bladeren worden gekookt en als groente gegeten. Zij bevatten suiker en vitamine C. In Noord-Afrika maalt men de bladeren fijn en voegt ze dan als smaakmaker toe aan couscous. 
Van geroosterde zaden kun je koffie maken. Het vlezige deel van de zaden is grondstof voor bier en olie. vruchten met zaden. Het witte, licht zure vruchtvlees en de zaden zijn rijk aan vitamine C, B, calcium en citroen- en wijnsteenzuur. Je kunt ze ook gebruiken om deeg te laten rijzen. Soms maakt men van het vruchtvlees een drankje dat naar citroen smaakt, wat hem de naam ‘citroenboom’ heeft opgeleverd.
De vruchtschil wordt gebruikt als dobber bij het vissen, om water te putten, als soepkom, en om rattenvallen van te maken. Vruchtvlees dat verbrand wordt, werkt als insectenverjager. Vruchtvlees vermengd en bewerkt met melk wordt yoghurt. De rode zaden worden op straat als snoep verkocht. Zij smaken een beetje zuur. Daarnaast hebben de zaden een hoog eiwit- en vetgehalte, en worden met gierst samen tot voedzame gerechten verwerkt.
Tot slot is de apenbroodboom de huisapotheek van het dorp. Van bijna alle delen van de boom wordt medicijn gemaakt, tegen ontstekingen, tandpijn, griep, astma, nierkwalen, ter bevordering van de bloedsomloop, noem maar op.

En dan zou ik in mijn hertaling kinderen moeten waarschuwen tegen deze boomsoort, die ook nog eens in gevaar is? Mooi niet!

Wat Saint-Exupéry waarschijnlijk heeft bedoeld met die apenbroodboom, is dat je moet uitkijken voor ongebreidelde groei (hoe actueel is dit verhaal dus eigenlijk) en voor krachten die 'je planeet kunnen overnemen'. Maar waarschuwen voor een boom die zoveel te bieden heeft en waar we juist goed voor zouden moeten zorgen, leek me niet erg logisch. Sterker nog, dat voelde voor mij compleet verkeerd. Vandaar dus mijn keuze om er een andere draai aan te geven. Ik heb er dus van gemaakt:

"De kleine prins heeft me trouwens gezegd dat ik jullie moest waarschuwen voor apenbroodbomen. Maar dat doe ik niet. Een apenbroodboom kan voor een piepklein planeetje dan wel gevaarlijk zijn, voor de planeet aarde kan hij geen kwaad. Sterker nog, op de aarde zijn ze juist heel belangrijk. Ik heb me laten vertellen dat het op dit moment zelfs helemaal niet goed gaat met de apenbroodbomen. Misschien hebben de mensen niet goed genoeg voor ze gezorgd… Want dat is natuurlijk wat de kleine prins ermee bedoelde: dat we elke dag heel goed voor de aarde moeten zorgen en haar moeten beschermen tegen gevaar, omdat ze anders stuk kan gaan. Daar zit wat in, vind je niet?"

Eén zedenpreekje, precies zoals in het origineel, maar dan net anders ;)












zondag 26 november 2017

De dood van Joli-Coeur



Ik stuitte op een brief die jeugdboekenauteur Bibo Dumon Tak in De Standaard schreef aan Joli-Coeur, het aapje uit Alleen op de wereld. Bibi's woorden zijn zo waar. Ik deel deze brief dan ook met liefde. En met een snik.

Kun je als dier duizend doden sterven? Mensen kunnen het, maar een dier? Ik denk het wel. Zoals een haas in het zicht van de jager zich niet verroeren kan, zoals mensen van schrik bevriezen bij het zien van een ongeluk, die sterven duizend doden. Maar als je echt sterft, dan sterf je er maar één. De dood komt nooit met velen, hij doet niet aan meerkeuze.
     Maar jij, Joli-Coeur, jij stierf beide. Je stierf er één, een kleine, in het bed van een herberg, en je stierf er duizend. Niet omdat je bang was, dat vertelt het verhaal tenminste niet, maar omdat je stierf in een boek. Een ander soort duizend doden dus.
     Jij was het eerste grote verdriet dat ons overkwam. En omdat wij kinderen niet konden geloven dat je werkelijk dood was, begonnen we opnieuw, van voren af aan in het boek. En weer stierf je, en weer. We probeerden je tot leven te lezen, maar het is ons niet gelukt. Ook nu niet, nu Alleen op de wereld voor de zoveelste keer opnieuw is uitgegeven.
     We doen ons best, we laten je herademen, je hart hertikken, maar telkens piep je er weer tussenuit, klein aapje. En dan de manier waarop, dat breekt ons hart pas echt. Terwijl Rémi, Vitalis en Capi naar buiten gingen om geld te verdienen bleef jij alleen achter in de herberg. Je mocht niet mee om je kunsten te vertonen, omdat je te ziek was. Je huilde, je sprong op en neer, je kuste de hand van je meester, maar die was niet van plan aan je smeekbeden toe te geven. Aan nóg een dag in de kou zou je bezwijken, vond Vitalis, dus stopte hij je onder de wol en pookte de kachel hoog op.
     Ze zagen je aan het einde van de dag bij terugkomst in de kamer doodstil bovenop de dekens liggen. Je had je generaalspakje gauw nog even aangetrokken en bent toen in stilte en in je eentje voorgoed op reis gegaan. Voor de miljardste keer. En we konden er maar niet aan wennen, Joli-Coeur, hoe vaak we het ook lazen. Steeds opnieuw hoopten we op een wonder. Een wonder dat niet kwam.
     We huilden om jou voor het slapengaan en probeerden je ’s nachts in onze dromen weer tot leven te wekken. Maar het hielp niets, Joli-Coeur. Want telkens als we bij dageraad de bladzijden weer opsloegen, stonden er nog altijd diezelfde verdrietige zinnen.
     Lieve Joli-Coeur, jouw dood was voor ons kinderen onze eerste dood. De eerste van de duizend die ons nog wachtten. En telkens sterf je weer. En telkens heb je een andere naam. En telkens beginnen we vol goede moed opnieuw.

maandag 21 november 2016

HET VERHAAL ACHTER "MIJN" ALLEEN OP DE WERELD




December 2015, een boek tikte op mijn schouder. Ik had de neiging het te negeren. Het boek dat om mijn aandacht vroeg was vanaf mijn jeugd dan wel mijn lievelingsboek geweest, maar om na mijn hertaling van een andere klassieker direct aan een nieuwe te beginnen: was dat wel een goed idee? 

Het bleek een heel goed idee, want ik bleek het boek nog steeds geweldig te vinden. Wat een prachtig boek, en wat jammer dat nog zo weinig kinderen het lazen omdat de taal intussen zo verouderd was. En naast de uitstekende integrale vertaling van August Willemsen uit 1999 (die voor kinderen veel te moeilijk is), was er al een jaar of vijftig geen nieuwe vertaling/bewerking meer voor kinderen gemaakt.  
Ik kon er niet omheen, ik moest dit oppakken. Naast de vertaling van Willemsen schafte ik drie oude versies aan die wat meer op kinderen gericht waren, downloadde ik het originele Franse boek en wist ik ook een honderd jaar oude druk van de papieren Franse versie op de kop te tikken.
Binnen de kortste keren had ik zes hoofdstukken af en niets in de wereld leek mij nog af te kunnen brengen van het voltooien van het hele boek.

Nu is het nadeel van manuscripten dat je er een enthousiaste uitgever voor moet zien te vinden. Mijn netwerk in uitgeversland was intussen vrij groot, maar wie kon ik hiervoor nou het beste benaderen?

Het toeval wilde dat ik een paar weken later, in januari, voor Boekenbijlage.nl een recensie schreef van een heruitgave van Alice in Wonderland. Ik stuurde mijn recensie naar de uitgeverij en kreeg een out of office-reply. In dat berichtje stond dat als mijn mail dringend was, ik contact kon opnemen met die en die. 
Nu bleek ik die-en-die te kennen van een andere uitgeverij, en ik mocht haar enorm graag, maar ik had haar al een aantal jaren niet gesproken. Natuurlijk mailde ik haar even. Niet omdat mijn berichtje zo urgent was, maar omdat ik graag opnieuw contact wilde leggen.

Ze reageerde nog diezelfde dag en er ontstond een fijne e-mailuitwisseling. Een van de dingen die ik met haar deelde, was dat ik ergens aan werkte dat heel goed bij Gottmer zou kunnen passen, maar dat ik het niet zomaar rond durfde te strooien.
‘Vertel het me,’ zei ze.
Ik vertelde het.
‘Hoeveel hoofdstukken heb je tot nu toe?’
‘Zes.’
‘Stuur die op, dan zorg ik dat ze op het juiste bureau terechtkomen.’

Een dag later kreeg ik een mailtje van degene van 'het juiste bureau'. Dat er bij die zes hoofdstukken bij haar meteen een laatje was opengegaan en dat ze graag een afspraak wilde maken.

Er ging nog geen week voorbij of ik zat met vier dames van de uitgeverij om de tafel.
‘We willen het heel graag doen,’ zei de uitgeefster, ‘en we hebben een illustrator gevraagd die het heel graag wil doen.’
Ik had natuurlijk zelf ook een illustrator in gedachten gehad, maar tussen in gedachten hebben of daar zelfs maar op durven hopen, zit bij deze illustrator een wereld van verschil.
Toen haar naam dus werd genoemd, vlogen mijn armen de lucht in.

‘We vragen je wel om geduld,’ ging de uitgeefster door. ‘Zij heeft namelijk pas vanaf maart tijd om eraan te beginnen.’
‘Maart?’ zei ik, ‘ach, dat is al over twee maanden.’
De uitgeefster kuchte. ‘Uhm, maart volgend jaar…’

Maart volgend jaar werd april en april werd mei, want ook illustratoren kunnen te veel hooi op hun vork nemen. Mijn tekst was intussen al ruim een halfjaar klaar, maar uiteindelijk kwamen de tekeningen binnendruppelen. En wat voor tekeningen.

Juni 2016: eindelijk, na zeventien maanden geheimhouding, mocht ik het van de digitale daken schreeuwen: in november verschijnt mijn bewerking van Alleen op de wereld, met tekeningen van Charlotte Dematons!

November 2016, tweeëntwintig maanden na het eerste gesprek bij de uitgeverij: het was zover, het boek lag in de winkel! Binnen een maand was er een tweede druk, het boek werd getipt door het boekenpanel van DWDD, waardoor de derde druk ingezet kon worden, en de vierde.

Ik kan niet trotser zijn. Niet alleen omdat het boek er fantastisch uitziet en Gottmer werkelijk alles uit de kast heeft getrokken om het de aandacht te geven die het verdient, maar ook omdat dit boek niet in opdracht is ontstaan, zoals veel mensen denken, maar ik het zelf heb geïnitieerd. En dát heeft allemaal weer te maken met de synchroniciteit die mensen en situaties op zo’n wonderlijke manier bij elkaar kunnen brengen. 

Want:
Als ik nooit een pilatesboek had geschreven en daardoor niet was gevraagd om pauzepilateslesjes te geven bij uitgeverijen, waar ik ‘die en die’ heb leren kennen…
Als ik nooit op Facebook was gegaan en Pieter Feller van Boekenbijlage.nl niet had leren kennen, waardoor ik niet alleen samen met hem kinderboeken ben gaan schrijven, maar ook recensies voor zijn site…
Als ik geen out of office-reply had ontvangen en ik daarin niet de naam van ‘die en die’ had gestaan...
Als ik geen contact met haar had opgenomen en niet met haar had gedeeld waar ik mee bezig was...

Dat vind ik misschien nog wel het meest magische en bijzondere aan dit boek: hoe al die lijntjes bij elkaar kwamen en hoe het kennelijk niet anders kón…

Ik voel me met dit boek dan ook niet ‘slechts’ de vertaler/bewerker. Hoewel ik merk dat ik die rol wel krijg toebedeeld, en ik dat niemand kwalijk kan nemen, weet ik gelukkig beter. En jullie nu ook 😊



maandag 15 december 2014

De Leeswelp



De Leeswelp, het enige tijdschrift in Vlaanderen en Nederland dat systematisch aandacht schenkt aan actuele kinder- en jeugdliteratuur, dreigt te verdwijnen. Ze vroegen om steunbetuigingen. Dit is die van mij, waarin overigens een kritische noot niet ontbreekt:   

Ik heb begrepen dat studenten van lerarenopleidingen Nederlands zes boeken per jaar moeten lezen. Inderdaad: z-e-s. Op opleidingen voor leerkrachten basisonderwijs is het nog droeviger gesteld: één enkele module (of is het een workshop?) aandacht voor jeugdliteratuur en misschien eens een uitnodiging aan een jeugdboekenauteur uit om over zijn of haar werk te praten. Dat was het wel zo'n beetje. Je mag blij zijn als de gemiddelde Pabostudent gedurende de opleiding een paar kinderboeken heeft ingezien, en dat was dan waarschijnlijk ook nog het rijtje dat ze kenden van vroeger. 

Op scholen zelf, zowel basis als middelbaar, lezen leerkrachten gemiddeld een paar boeken per jaar, áls ze al lezen. Tegelijkertijd wordt op middelbare scholen steen en been geklaagd dat kinderen zo slecht lezen en moeten er extra leestrainingen worden georganiseerd om scholieren klaar te stomen voor schriftelijke examens.

Een blad als de Boekenwelp zou daarom ook niet mogen verdwijnen. Natuurlijk niet alleen omdat goed kunnen lezen belangrijk is om schriftelijke examens tot een goed einde te brengen, maar omdat het zó belangrijk is dat je als kind verder leert kijken dan je neus lang is, dat je leert je in te leven in andere mensen en in situaties waar je zelf misschien niet mee te maken hebt, maar die je wel een andere, bredere kijk geven op het leven. Daarvoor zijn boeken bedoeld: ze verbreden je horizon, vergroten je empathische vermogen en geven je een kijkje in werelden waar je eerst geen idee van had. Hoe belangrijk is het dus dat er mediakanalen blijven die kinderen, ouders en leerkrachten op de hoogte houden van (nieuwe) kinderboeken en hun schrijvers?  

Hier kom ik echter wel op een belangrijk punt dat ik steeds mis in discussies over het gebrek aan aandacht voor jeugdboeken: als er alleen maar boeken geschreven werden die in aanmerking zouden kunnen komen voor literaire prijzen, zou er voor driekwart van de mensheid niks te lezen zijn. Lang niet iedereen is (meteen) gemaakt voor, of (meteen) op te voeden tot literatuur. Zeker nu er steeds minder boeken gelezen worden, zou de eerste nadruk moeten liggen op leesplezier. Leesplezier in alle soorten maten, ook voor mensen die houden van lekkere boeken zonder literaire pretenties. Van daaruit kan je met de juiste begeleiding en het juiste enthousiasme kinderen kennis laten maken met meer literaire boeken. 

Als er een doorstart komt (eventueel alleen in digitale versie), zou ik het dus toejuichen als er wordt gemikt op een zo breed mogelijk publiek. Als Pinkeltje kinderen aan het lezen krijgt, is dat naar mijn idee net zo goed aandacht waard als de nieuwste titel van een literair auteur. Een goede mix van literair en niet (of minder) literair, zou het mooiste zijn. En niet alleen beperken tot recensies en hoogdravende artikelen over literatuur. Waarom ook geen lessuggesties voor leerkrachten, naar aanleiding van boeken die zich daarvoor lenen? Waarom niet veel breder trekken en ook ruimte geven aan bijvoorbeeld leesgrage leerkrachten en ouders om hun ervaringen en enthousiasme te delen? Zo snijdt het mes aan twee kanten.

Dus dames en heren uitgevers, wordt wakker, tast in een of andere buidel, en grijp je kans om je handel aan de man te brengen. Want hoe je het wendt of keert, zonder commerciële insteek kom je er tegenwoordig niet. Dit geldt ook voor de mogelijke doorstart van de Leeswelp.